Controleer de ondergrond op eventuele gebreken zoals scheuren of barstvorming, onthechting/ bladderende verflagen, blaasvorming, verweerd/ vergrijst hout, scherpe randen (ramen/ kozijnen), openstaande (hoek)verbindingen, omtrekspeling ramen/ deuren (minimaal 3 mm en maximaal 5 mm), ondeugdelijke kit, bouwkundige gebreken. De staat van de ondergrond bepaalt voor een groot deel de duurzaamheid van het verfsysteem. Herstel daarom altijd de gebreken voordat u begint met schilderen.
Schilder niet te vroeg of te laat op de dag. Wanneer u te laat op de dag schildert kan door het afkoelen condensvorming ontstaan waardoor de verf “mat slaat”. Vroeg in de ochtend is de ondergrond vaak nog te vochtig door condens. Wacht altijd tot de ondergrond voldoende droog is. Schilder nooit in de felle zon. Een te hoge temperatuur kan resulteren in een slechte vloeiing en/of blaasvorming.
De relatieve luchtvochtigheid (RV) moet tijdens het schilderen onder de 85% blijven. Neem een vloeitje en druk dit op het te schilderen oppervlak om te controleren of de ondergrond niet te vochtig is. Als het vloeitje blijft plakken zit je onder het dauwpunt.
Het oppervlak moet schoon, droog, vetvrij en draagkrachtig zijn. Het hout mag niet meer dan 18% vocht bevatten (winddroog). Steen/beton mag niet meer dan 4% vocht bevatten. Verwijder eventuele alg- en mosaangroei grondig met een daartoe geëigend middel.
Tussen de lagen schuren is zeker wenselijk. Het verbetert het eindresultaat en het komt de hechting ten goede. Schuur oude verflagen (ouder dan 4 weken) altijd.
Hoe fijner geschuurd des te mooier het eindresultaat. Gebruik voor het aflakken minimaal schuurpapier met een grofte P360. Bij grondlagen is grofte P220 voldoende. Grof schuren (grofte P80–P120) betekent niet dat de hechting van de verflagen beter is.
Bij zogenaamde één-pot systemen (zoals Systeemverf) is het raadzaam de eerste laag maximaal 5% te verdunnen. Beperk bij opeenvolgende lagen het toevoegen van verdunning. Dit verarmt het product en zorgt dat er minder laagdikte kan worden aangebracht.
Kwasten of rollers bewaren voor korte of lange tijd maakt verschil. Korte periode: bewaar ze in een luchtdichte plastic zak op een koude plaats. Langere periode: bewaar kwasten in een pot met rauwe lijnolie.
De temperatuur is te laag voor een goede droging. Er is onvoldoende luchtcirculatie of er is een te hoge luchtvochtigheid. De benodigde tijd voor doorharding is afhankelijk van de temperatuur in combinatie met de luchtvochtigheid. Bij zeer lage temperaturen en een hoge luchtvochtigheid kan het drogingproces vrijwel geheel stoppen. Oplossing: de ideale schilderstemperatuur ligt tussen de 10°C – 25°C. De luchtvochtigheid moet beneden 85% RV zijn.
Blaasjes of bubbels kunnen worden veroorzaakt door schilderen op een te warme ondergrond (verf gaat koken) of door het in de zon plaatsen van het koude object, onmiddellijk na het aanbrengen van de verf. Dit kan met name op stalen ondergronden voorkomen na een koude nacht. Blaasvorming doet zich ook voor op “grofporig” hout (o.a. meranti). De in de poriën opgesloten lucht kan uitzetten na opwarming en zorgt voor blaasvorming. Voorkom directe zonbelasting na het aanbrengen van de verflaag. Oplossing: schuur de ondergrond goed en breng een nieuwe verflaag aan. Breng bij veel open poriën (pinholes) eerst een goed vullende grondverf aan en schilder daarna verder af.
Als de verf van de ondergrond loslaat (schilfert), is dit veelal te wijten aan een niet of onvoldoende voorbehandelde ondergrond (vet, onvoldoende geschuurd, achtergebleven schuurstof enz.). Ook het schilderen op een vochtige ondergrond (condens na een koude nacht) kan leiden tot onthechting. Met polyester geplamuurde plekken kunnen onthechtingsproblemen veroorzaken. Polyesterplamuur neemt gemakkelijk vocht in zich op (hygroscopisch). Oplossing: schuur de verflaag goed en behandel daarna opnieuw met verf.
Als verf opwerkt, ook wel schroeien genoemd, moet de oorzaak in het algemeen worden gezocht in een onvoldoende doorgeharde onderlaag of in het gebruik van verkeerde verdunningsmiddelen. Het rimpelen van de verf kan ook veroorzaakt worden door het aanbrengen van een te dikke laag (meestal op liggend werk). Oplossing: schuur de ondergrond goed en behandel opnieuw met verf in de juiste laagdikte (zie productblad van het betreffende product).
Te weinig verf in de kwast, ofwel het verwerken van de producten beneden de optimale laagdikte, zorgt voor een te snelle aandroging. Hierdoor ontstaan kwaststrepen die niet meer weg trekken. Door het toevoegen van verdunning wordt de optimale laagdikte niet meer bereikt, met als resultaat een nog snellere aandroging en streepvorming. Als de bus open is verdampt een deel van de verdunning en wordt de verf te dik voor verwerking. In dat geval mag een paar procent verdunning worden toegevoegd. Koude omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat de verf in de bus dikker is. Het toevoegen van verdunning onder koude omstandigheden kan er toe leiden dat de verf bij hogere temperaturen te dun is om te verwerken. Oplossing: schuur oneffenheden goed en behandel opnieuw met verf in de juiste laagdikte.
Vroegtijdig glansverlies is veelal te wijten aan het aanbrengen van onvoldoende laagdikte. Hierdoor verliest de verf- of vernislaag sneller dan normaal zijn oorspronkelijke glans, omdat deze te dunne lagen minder bestand zijn tegen de inwerking van buitenaf, zoals bijvoorbeeld UV-licht. Ook het polijsten en/of schoonmaken met agressieve schurende middelen kan tot vroegtijdig glansverlies leiden. Oplossing: breng een nieuwe volle lak- of verflaag aan.
Watervlekken ontstaan na bijvoorbeeld een regenbui op verse, nog niet voldoende gedroogde verf of lak. Tijdens het verdampen van het regenwater zijn opgeloste bestanddelen van het water (zouten en andere verontreinigingen) de bovenste laag binnengedrongen en leiden tot verkleuring. Oplossing: schuur de beschadigde laag opnieuw glad na drogen en uitharden en voorzie van een nieuwe verflaag.
De houdbaarheid van verf is over het algemeen minimaal 1 jaar (de exacte houdbaarheidsperiode staat in de technische documentatie van het betreffende product). De maximale tijd is niet aan te geven. Dit is sterk afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid tijdens de opslag, hoeveelheid in de bus/emmer, afsluiting van het deksel e.d. Indien de verf die u weer wilt gebruiken een tijd gestaan heeft, kunt u dit zelf het beste controleren door te beoordelen of de verf nog goed door te roeren is en een gladde substantie is. Indien dit zo is, moet u het op een neutrale ondergrond uitstrijken en de volgende dag bekijken of de verf goed gedroogd is. Als dit allemaal in orde is dan kunt u de verf nog gebruiken.
Staat uw vraag er niet tussen? Stel uw vraag door middel van onderstaand formulier en wij streven uw vraag zo snel mogelijk te beantwoorden.